Huur of bruikleen?

In een recent arrest van het Hof Amsterdam stond de vraag centraal of tussen partijen een huur- of bruikleenovereenkomst tot stand was gekomen. Het antwoord op deze vraag is onder meer relevant, omdat alleen een huurder aanspraak kan maken op huurbescherming. Zo kan een huurovereenkomst voor winkelruimte en woonruimte slechts worden opgezegd op basis van een beperkt aantal wettelijke gronden.

Ingevolge artikel 7:201 lid 1 BW is een huurovereenkomst een overeenkomst waarbij (a) de ene partij (de verhuurder) aan de andere partij (de huurder) een zaak in gebruik geeft en (b) de huurder daarvoor een tegenprestatie levert. Zonder tegenprestatie, is er géén sprake van een huurovereenkomst, maar meestal van een bruikleenovereenkomst (ex artikel 7A:1777 BW). De naam die partijen aan de overeenkomst geven is niet bepalend voor kwalificatie. Doorslaggevend is de inhoud van de overeenkomst.

In de onderhavige zaak stond vast dat bedrijfspanden zonder schriftelijke overeenkomst in gebruik waren gegeven en dat voor dit gebruik geen huurprijs werd betaald. In lijn met eerdere rechtspraak overwoog het Hof dat de tegenprestatie ook kan bestaan uit iets anders dan een geldsom, mits deze tegenprestatie voldoende bepaalbaar is. Voorafgaand aan de ingebruikname van de bedrijfspanden was een e-mail verstuurd, waaruit niet bleek van een duidelijke, vastomlijnde tegenprestatie maar wel dat de gebruikers ervoor zouden zorgen dat zij de panden snel zouden kunnen ontruimen. Na de ingebruikname hadden de gebruikers aanmerkelijke werkzaamheden aan de bedrijfspanden verricht, maar volgens Hof kon daaruit niet worden afgeleid dat het ging om werkzaamheden die een onderdeel vormden van een vooraf overeengekomen, bepaalbare tegenprestatie. Naar het oordeel van het Hof was tussen partijen niet meer dan een bruikleenovereenkomst tot stand gekomen, welke deugdelijk was opgezegd. En dus werden de gebruikers verplicht de panden te ontruimen.

De hieruit te trekken lessen:

(1) maak altijd duidelijke schriftelijke afspraken over het gebruik van een onroerende zaak (2) denk goed na of de gebruiker een tegenprestatie moet leveren in ruil voor het gebruik en zo ja, leg duidelijk vast wat die tegenprestatie inhoudt (3) indien geen tegenprestatie voor het gebruik maar wel een vergoeding of dienst wordt overeengekomen, maak dan duidelijk waar die vergoeding of dienst op ziet. Bijvoorbeeld op het vergoeden van afschrijvingskosten van inventaris of op het dekken van daadwerkelijk gemaakte kosten voor het gebruik van gas, water en elektriciteit. Indien een vergoeding de daadwerkelijk gemaakte kosten overstijgt en er nadien geen afrekening plaatsvindt, bestaat het risico dat een rechter deze vergoeding toch zal aanmerken als een tegenprestatie in de zin van artikel 7:201 lid 1 BW. Zorg er dus voor dat de vergoeding reëel is.

Hof Amsterdam 12 december 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:5025


Boris Cammelbeeck
Alle posts van Boris Cammelbeeck

Share on LinkedInShare on FacebookTweet about this on TwitterEmail this to someone