Twee aanvragen voor één terrasvergunning: welke moet de burgemeester kiezen?

Om tijdens de Vierdaagsefeesten in Nijmegen een terras te mogen exploiteren moeten vergunningen worden verleend. Voor een bepaalde locatie kon slechts één vergunning worden verleend, maar werden door de exploitanten van twee cafés aanvragen ingediend. Op grond van de wet- en regelgeving van de gemeente kon slechts aan één van de twee cafés de benodigde vergunning worden verleend. De exploitant van wie de aanvraag afgewezen wordt, dient rechtsmiddelen in tegen dit besluit.

Op 25 september 2013 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan. Interessant aan deze uitspraak is dat de Afdeling voorop stelt dat besluit van de burgemeester terughoudend moet worden getoetst. De Afdeling oordeelt namelijk dat een situatie is ontstaan waarin de APV niet voorziet en: “De burgemeester heeft zich gelet daarop terecht op het standpunt gesteld dat hij een keuze diende te maken tussen de twee aanvragen. Omdat een wettelijk toetsingskader voor het maken van die keuze ontbreekt, heeft de rechtbank terecht overwogen dat een dergelijk besluit terughoudend door de rechter dient te worden getoetst. De rechter dient zich te beperken tot de vraag of de afweging die de burgemeester heeft gemaakt onredelijk is, dan wel anderszins in strijd is met algemene beginselen van behoorlijk bestuur.” De Afdeling is van oordeel dat daarvan in het onderhavige geval geen sprake is.

Bij deze uitspraak heb ik een noot geschreven die is gepubliceerd in AB 2013/385. Hierin concludeer ik dat deze uitspraak aanleiding geeft te vermoeden dat de Afdeling het bijzondere karakter van besluiten over schaarse rechten minder wil aanzetten dan het CBb.
Volgens vaste jurisprudentie van het CBb dienen namelijk “aan de besluitvorming met betrekking tot de toekenning van een schaarse ontheffing, onder meer uit het oogpunt van rechtszekerheid zware eisen te worden gesteld.”
Deze overweging behoort nog niet tot de vaste jurisprudentie van de Afdeling. Dat aan schaarse besluiten zware eisen worden gesteld, is mijns inziens terecht. Bij besluitvorming over schaarse vergunningen is immers sprake van aanvragers die in concurrentie met elkaar meedingen naar één (of een beperkt aantal) besluit(en). Deze concurrentie rechtvaardigt dat strenge eisen mogen worden gesteld aan het besluit om zo te kunnen garanderen dat alle aanvragers gelijke kansen hebben. De overweging van het CBb zou dan ook een goede aanvulling op de overweging van de Afdeling zijn.


Annemarie Drahmann
Alle posts van Annemarie Drahmann

Share on LinkedInShare on FacebookTweet about this on TwitterEmail this to someone